Het traject van bewustwording
door: Daan Akkerman
Nu had ik wel bij de moederschoot kunnen beginnen, maar daar herinner ik mij niets meer van. Al voordat ik het begrip paranormale begaafdheid kende, had ik al wel, zoals het achteraf genoemd wordt, mijn paranormale ervaringen. In 1961, ik was toen 4 jaar oud, zag ik, en dat herinner ik mij nog heel goed, om de kleuterjuf "juf Smit" en medeleerlingen een lichtend, transparant, kleurig schijnsel. Later bleek dat dit aura's waren. Thuis sprak ik maar weinig over deze ervaringen, omdat ik ze in het begin als volledig normaal ervoer. Iets speciaals zocht ik er dus niet achter.
Zo rond mijn 6e levensjaar in het begin van de lagere schoolperiode in het dorpje Westerlee, begon ik toch wat meer te praten over hetgeen ik zag, het soms zo mooie, maar soms ook troebele of grauwe schijnsel bij mensen, dieren en planten. Het begon mij te intrigeren. Mijn ouders snapten er niets van en dachten dat het aan mijn ogen lag. De schoolarts stelde echter vast, dat er met mijn ogen niets aan de hand was. Door de diagnose van de schoolarts had voor mijn ouders het verhaal van de lichtende schijnsels die ik waarnam niets verontrustends meer. Maar ik bleef het natuurlijk toch waarnemen, al moest ik wel op een bepaalde manier kijken, een beetje langs de personen heen en moest ik proberen de persoon zelf niet waar te nemen. Ik vroeg nog wel eens aan schoolvriendjes of zij ook zoiets zagen, maar zij begrepen niet waar ik het over had.
's Nachts zag ik steeds vaker lichtende zuilachtige verschijningen. Zo'n verschijning was ongeveer twee meter groot. Ik vond het maar vreemd, deze lichtende zuilen en vond het niet echt prettig. Ik draaide me meestal om in bed, zodat ik met het gezicht naar de muur lag. Toen ik met mijn moeder eens over deze verschijningen sprak, reageerde ze heftig en geschrokken. Ze zei: "Het zijn demonen. Die heb ik vroeger ook gezien. Ze hebben mij al eens in het gezicht geslagen en zaten op mijn voeten. Ze waren zwaar en voelen aan als een zak gevuld met water. Als je ze ziet moet je ze weg sturen of je moet met water gooien. Daar hebben ze een hekel aan!" Mijn waarnemingen, de lichtende zuilen waren dus boosaardige demonen! Gewapend met een glas water op mijn nachtkastje ging ik de nacht in. Negen jaar was ik, nieuwsgierig en bang tegelijk. Zou het deze nacht gebeuren?
Maar er gebeurde niets. Op een keer hoorde ik in mijn halfslaap een hele zachte melodieuze stem, die mij riep: "Daniël ... Daniël". Ik draaide mij om en zag in een mooi wit licht, het silhouet van een mannelijk persoon met mooie grote amandelvormige ogen. Ik voelde in mijzelf zo'n herkenning, zo'n warmte, dat van angst niets meer te bespeuren viel. Weer hoorde ik de stem alsof de stem in mijn hoofd klonk: "Daniël, je moeder heeft het bij het verkeerde eind. Jou gebeurt niets". Langzaam doofde het licht. De ervaring gaf mij nog dagen daarna dat heerlijk warme gevoel van herkenning. De verschijning kwam steeds vaker. Ik sprak er nog een keer met mijn moeder over maar die bleef op haar standpunt, dat het boosaardige demonen waren, die mij wilden inpalmen. Intussen vond ik een mogelijkheid om met mijn geestelijke bezoeker te communiceren.